|
||||||||||||
De Japanse Duizendknoop, een lastige plant
Waarover gaat het juist? De Japanse Duizendknoop is een ongevraagde gast of in meer wetenschappelijke termen een Invasieve Uitheemse Soort (IUS) die het intussen overal in België en elders in Europa excellent naar zijn zin heeft. Dikwijls in de buurt van waterlopen maar evengoed langs wegen of spoorwegen en in tuinen of op braakland verdringen de dichte struiken met hun imposant en krachtig wortelsysteem inheemse planten zowel boven als onder de grond. De Japanse Duizendknoop is zeer goed herkenbaar in alle seizoenen in een volwassen stadium maar ook als jonge plant. ![]() Uitheemse planten (en ook dieren) vormen niet altijd een probleem. Enkel die soorten die door een woekerend karakter en een gebrek aan natuurlijke vijanden (die ze in hun gebied van oorsprong wel hebben) nadelige effecten hebben voor mens en milieu worden als een IUS gekarakteriseerd. De Japanse Duizendknoop is bij uitstek een plant die bij ons hele gebieden inpalmt ten nadele van inheemse flora en dat is een probleem voor onze ecosystemen en de biodiversiteit die ze door hun overmacht kunnen verdringen. Bovendien bemoeilijken ze beheerswerkzaamheden rond waterlopen, ze verhinderen het zicht en doorgang bij wegen en paden, ze belemmeren bos- en landbouwwerkzaamheden, ze verhogen de erosiegevoeligheid van de bodem en ze zorgen voor aantasting en verzwakking van harde infrastructuur. Ze vormen dus echt wel een groot probleem, zoniet het grootste van alle invasieve exoten. Roei ze dan uit... Het is dus duidelijk dat we beter af zijn zonder Japanse Duizendknoop. Helaas is de soort intussen zodanig wijd verspreid, blijft ze zichzelf verspreiden (een klein stukje stengel of wortelstok kan een nieuwe haard veroorzaken!) en is ze bovendien zo moeilijk uit te roeien dat ze NIET op de Europese Unielijst van te bestrijden soorten staat! Er is dus geen wettelijke plicht om de soort te bestrijden wat voor de meeste andere IUS wel het geval is. Dat lijkt contradictorisch maar is het niet. Er zijn immers nog veel andere invasieve planten en dieren waarbij de slaagkans op uitroeiing groter is. De beschikbare middelen worden dan ook beter gebruikt voor die soorten. Dit is ook de reden waarom de soort niet is opgenomen in het lopend project met Europese middelen LIFE RIPARIAS ondermeer in het stroomgebied van de Zenne waarbij beheersmaatregelen uitgewerkt worden voor het beheer van diverse watergebonden IUS. Door het feit dat Japanse Duizendknoop op het eerste gezicht een veel groter probleem is dan vele andere soorten moesten meerdere betrokken terreinbeheerders wennen aan het idee dat de plant geen deel zou uitmaken van dit grootschalig project. Gelukkig worden wel veel andere initiatieven ondernomen om de plant al dan niet plaatselijk te bestrijden of in toom te houden. Op verschillende niveaus (gemeentelijk, bovengemeentelijk, regionaal, sectorieel, enz…) worden informatie en aanbevelingen verspreid. Het gaat veelal om beslismodellen die preventieve maatregelen (bv. Opletten bij grondverzet, monitoring en uitroeiing in een vroeg stadium na grondverzet,...) afwisselen met beheersmaatregelen die de verdere verspreiding moeten tegengaan (bv. Niet snoeien of zorgen voor gecontroleerde afvoer van het snoeisel) en met uitroeiingsmaatregelen (bedekken, begrazen, uitspitten,...). www.ecopedia.be biodiversite.wallonie.be www.grondbank.be ![]() ![]() Een klein stukje wortelstok kan voldoende zijn om nieuwe planten te hebben, ook op minerale niet vruchtbare grond. Er wordt door terreinbeheerders ook op verschillende manieren geprobeerd om de plant plaatselijk uit te putten (door zeer regelmatig fysiek nieuwe scheuten weg te nemen). Zo zetten Leefmilieu Brussel en Elia bijvoorbeeld schapen in om de plant kaal te eten en op die manier uit te putten. In Borsbeek worden Schotse Gallowayrunderen ingezet. Jonge scheuten zijn trouwens ook eetbaar voor de mens. Je kan ze klaarmaken op dezelfde manier als asperges. Uitputten is de juiste term want de grazers eten enkel bovengrondse delen. De wortels blijven jonge, maar keer op keer minder sterke scheuten produceren. Uitroeien wordt ook geprobeerd met chemische producten (niet zo gewenst en zonder afdoende resultaat) maar er zijn ook meer spectaculaire methodes. Sommige bedrijven beweren dat ze de duizendknoop klein krijgen na enkele electrocutiebehandelingen. Minder succesvol deze winter waren lokale pogingen van Leefmilieu Brussel om de duizendknoop op de oevers van de Zenne in Anderlecht te verdringen door middel van hydroseeding. De besmette oevergrond werd er begin maart overdekt met zeildoeken en nadien onder hydraulische druk overdekt met een mengsel van gras- en bloemenzaden, mulch en meststoffen met de bedoeling de oever zo snel mogelijk te “veroveren” met inheemse soorten. Het is nu al duidelijk dat de Japanse Duizendknoop er anders zal over beslissen. De kracht waarmee de plant woekert onder de doeken is immens en op verschillende plaatsen doorboort ze al in mei de doeken. Vermoedelijk is de oorzaak van het mislukken van dit project het te vroeg op het seizoen inzaaien. ![]() Er gebeurt ook onderzoek naar biologische bestrijding. De meeste vooruitgang is intussen geboekt met de Japanse bladvlo in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De bladvlo zuigt sap uit de bladoksels van de planten, waardoor de planten verzwakken. Ook groeit de duizendknoopplant minder hard en kan de plant zich minder snel uitbreiden. Het is natuurlijk spannend om nieuwe exoten te gaan invoeren ter bestrijding van andere. Ook al is de gedachte aan een goed biologisch bestrijdingsmiddel zeer aantrekkelijk, natuurlijk worden dergelijke experimenten met de nodige voorzichtigheid en controle uitgevoerd en dat vraagt tijd. Wat kunnen we zelf doen? Het importeren van exotische plant- en diersoorten kan altijd gevaren met zich meebrengen. Het is dus nooit slim om soorten ongecontroleerd in omloop te brengen. De Japanse Duizendknoopstengels zijn trouwens tot nog niet zo lang geleden populair geweest in boeketten snijbloemen. Dit zal zeker bijgedragen hebben tot de verspreiding van de soort. Nu weten we wel beter en is het advies afhankelijk van de groeifase van de plant. Jonge kiemplanten moeten zo snel mogelijk en met het volledige wortelstelsel veilig (bij het restafval) verwijderd worden. Hoe ouder en omvangrijker de haarden zijn, hoe moeilijker het wordt en hoe professioneler een eventueel noodzakelijke uitroeiing en sanering moet aangepakt worden. Melden kan altijd op www.waarnemingen.be of bij de gemeente of provincie.
Juli 2023 - Coördinatie Zenne |
||||||||||||
|
||||||||||||